Van eind februari tot begin juli 2017 is er op opdracht van de raadsgriffie Enschede onderzoek gedaan naar de ervaringen en beoordelingen van burgers over ‘Goed Bestuur’ en participatie in de gemeente Enschede. Dit onderzoek is uitgevoerd door een vierdejaarsstudent bestuurskunde van Saxion Enschede als afstudeeronderzoek.
Wat is goed bestuur?
Het programma voor ‘Goed Bestuur’ is een koersbepaling van de gemeente Enschede met doelstellingen, speerpunten en ambities over de manier waarop de gemeente Enschede idealiter bestuurd zou moeten worden. Het streven naar een verbreed en verbeterd participatieproces is deel van dit programma. Participatie is als onderdeel van ‘Goed Bestuur’ specifiek gekozen als onderwerp voor onderzoek.
Waarom dit onderzoek?
Om niet alleen voor maar ook met de burger degelijk bestuur en goede participatie te realiseren is het van belang om eerst een situatieschets te hebben van de huidige opinie en situatie van burgers betreffende deze onderwerpen. Als je goed bestuur voor je inwoners wilt realiseren is het verstandig om hen ook te betrekken door te vragen wat zij zelf verstaan onder goed bestuur. Net zoals het van belang is om van inwoners zelf te horen waarom zij participeren en hoe participatie te verbeteren is
Hoe is het onderzoek op en uitgezet?
De doelgroep van het onderzoek is beperkt tot de groep ingezetenen van het buitengebied van Enschede. Reden hiervoor is dat er binnen de gemeente en bij enkele externe organisaties specifiek behoefte was aan informatie over het buitengebied. Het onderzoek is op- en uitgezet in samenwerking met Stawel en de buurtkringen van het buitengebied. Hierbij is gebruik gemaakt van een combinatie van gesprekken en een digitale enquête onder ingezetenen van het buitengebied.
Ingezetenen
87 ingezetenen hebben op de enquête gereageerd. Het overgrote merendeel van deze respondenten betreft inwoners van het buitengebied. Naar alle waarschijnlijkheid hebben vooral de meer actieve ingezetenen van het buitengebied deelgenomen aan de enquête, wat betekent dat de mate van participatie zoals die uit de resultaten voortkomt waarschijnlijk hoger uitvalt dan wat gemiddeld is in het buitengebied. Dergelijke vertekeningen zijn echter praktisch onvermijdbaar in een open enquête. Ongeacht het aantal bindingsfactoren zoals woonplaats, woonduur, sociale contacten en financieel belang blijken ingezetenen van het buitengebied zich zeer sterk met het buitengebied verbonden te voelen.
Tevredenheid
Aangezien het programma voor ‘Goed Bestuur’ geen operationele en meetbare definitie geeft van goed bestuur is een definitie ontleend aan de speerpunten die opgenomen zijn in het programma. Om vast te kunnen stellen of ingezetenen er dezelfde definitie op nahouden als de gemeente is gekeken worden naar de mate waarin ingezetenen de speerpunten uit ‘Goed Bestuur’ onderschrijven. Uit de resultaten blijkt dat ingezetenen zeer veel belang aan alle speerpunten uit het programma ‘Goed Bestuur’. Dit betekent dat, ingezetenen en de gemeente ruwweg op een lijn zitten in hun definiëring van wat goed bestuur betekent.
In de enquête van het buitengebied is per speerpunt gevraagd hoe tevreden men is over de huidige uitvoering/naleving van dat betreffende speerpunt. Aan de hand van deze resultaten is geconstateerd dat ingezetenen van het buitengebied noch zeer tevreden, noch zeer ontevreden zijn in hun beoordeling van goed bestuur in het buitengebied. Er zijn wel enkele groepen ingezetenen die gemiddeld genomen een stuk ontevredener zijn. Voornamelijk vrouwen, ingezetenen jonger dan 45 jaar en ingezeten die 10 jaar of minder inwoner van het buitengebied wonen, blijken ontevredener te zijn dan de gemiddelde ingezetenen.Er lijkt geen verband te zijn tussen de mate van betrokkenheid met het buitengebied en de tevredenheid van ingezetenen. Ook tussen participatieniveau en tevredenheid lijkt geen verband te zijn.
Participatie
Wat betreft participatie in het buitengebied blijkt dat er meer maatschappelijke participatie dan burgerparticipatie is in het buitengebied. Toch vallen beide vormen van participatie hoog uit met slechts 1,1% non-participanten. Stawel blijkt een grotere aanzetter tot participatie onder ingezetenen dan de gemeente, de belangrijkste motivatie om te participeren blijft echter het eigen initiatief van ingezetenen.
Remmende of belemmerende factoren die ingezetenen ondervinden in het participeren of de initiatiefneming zijn vaak informatie/communicatie gerelateerd. Ingezeten hebben structureel behoefte aan meer informatie van zowel de gemeente als Stawel over plannen en/of projecten die lopen in het buitengebied. Vaak weten ingezetenen namelijk niet waar dergelijke informatie te vinden/verkrijgen is.
In de communicatie geven ingezeten de voorkeur aan een persoonlijke en flexibele aanpak. Bureaucratische communicatievormen resulteren vaak in ontmoediging onder ingezeten om met de gemeente te communiceren of te participeren. Passieve informatieverstrekking in combinatie met formele omgangsvormen maakt dat ingezetenen de betrouwbaarheid, volledigheid en objectiviteit van de aangeboden gemeentelijke informatie sneller betwijfelen. Indien er wel gebruik wordt gemaakt van een persoonlijke en flexibele communicatie met ingezetenen geeft men aan hier zeer tevreden over te zijn.
Aanbevelingen
Om de tevredenheid te vergroten en de problemen rond communicatie en informatie aan te pakken is een aantal aanbevelingen gedaan.
Ten eerste is het verstandig om ingezetenen actief te informeren over de toekomstige, huidige en voltooide plannen en projecten van de gemeente. Dit betekent het gebruik van een mix van moderne en traditionele informatievoorzieningen.
– Interactieve kaarten, projectagenda met alle informatie per project en plan, een inloopspreekuur met een vertegenwoordiger van Stawel en de gemeente,
De informatie van de gemeente op de website vindt maar mondjesmaat de doelgroep, en het huis aan huisblad wordt slecht bezorgd. Dit betekent dat respondenten soms bijna argwanend lijken te zijn als het gaat om openheid van de gemeente. Een bredere en actievere informatievoorziening kan hierbij helpen. Hier wordt in veel gemeenten in Nederland mee geëxperimenteerd, voorbeelden zijn dus voorhanden.
Ten tweede is de manier van communiceren aan verandering toe. Ook hier is het belangrijk om te realiseren dat er grote verschillen in tijd, geld, kennis, gezondheid enz. zijn tussen ingezetenen. Wat betekent dat er ook verschillen zijn in de manier van en tijd voor communicatie met de gemeente zijn. Het is praktisch onmogelijk om een systeem te hanteren waar dit allemaal in wordt meegenomen. Het is realistischer om een flexibele en laagdrempelige communicatievorm te hanteren waar de ambtenaar en de ingezetenen zich op elkaar kunnen afstemmen.